De conclusie van mijn vorige post over cloudcomputing was:
Het is niet meer de vraag of, maar wanneer en in welke mate gaan we in de cloud. Er moeten nog wel heel wat vragen beantwoord worden zoals bijvoorbeeld vragen met betrekking tot privacy, contracten met cloudleveranciers en noem maar op. Het zal niet binnen 2 jaar een feit zijn, maar we realiseren ons waarschijnlijk bij lange na niet wat voor impact the cloud over 10 jaar zal hebben voor ons onderwijs en daarom kunnen we maar beter nu al alle antwoorden zien te vinden op alle vragen die er al liggen.
Maar wat zijn die vragen dan? Het volgende stuk is integraal overgenomen van Surf uit hun Position Paper en plan van aanpak Cloud Computing, 23 mei versie 0.6.
De invoering van cloud computing is niet zonder consequenties. Om de voordelen te benutten, zullen instellingen moeten nadenken over een groot aantal onderwerpen. Deze zijn onder te verdelen in meer algemene thema’s en onderwerpen die specifiek zijn voor een bepaalde instelling.
Algemeen
Bij de keuze van cloud-oplossingen moeten tenminste de volgende onderwerpen worden onderzocht. Over een aantal daarvan zal de instelling in een later stadium ook moeten onderhandelen met leveranciers.
- Privacy: hoe is de privacy van de gebruikers gewaarborgd? Eigenaarschap van gegevens: waar worden bestanden die een instelling ‘in the cloud’ brengt, fysiek opgeslagen? Wie heeft toegang tot die data? Hoe worden de integriteit en veiligheid gewaarborgd?
- Koppeling: hoe zorgen we voor gegevensuitwisseling en interoperabiliteit tussen verschillende systemen?
- Toegankelijkheid: hoe kunnen gebruikers optimaal samenwerken, onderling en met hun samenwerkingspartners? Hoe zorgen we dat nieuwe flexibiliteit eenvoudig beschikbaar komt?
- Controleerbaarheid: welke wet- en regelgeving is van toepassing bij dataopslag en dataverkeer waarbij diverse systemen van meerdere aanbieders betrokken zijn?
- Afhankelijkheid: hoe afhankelijk worden eindgebruikers en instellingen van cloud diensten en de daaraan verbonden leveranciers? Hoe ontwikkelen die bedrijven zich? Hoe zorgen we ervoor dat we niet aan een keuze voor een leverancier vastzitten (‘vendor lock-in’)? Kunnen eenmaal opgeslagen data worden geëxporteerd of gemigreerd naar een andere aanbieder (dataportabiliteit)?
Specifiek
Naast de algemene vragen die een instelling zichzelf bij de invoering van cloud computing moet stellen, zijn er ook specifieke:
- Hoe bepaal je wat je doet in de public cloud, de community cloud of de private cloud (Uitleg: zie onderaan)? Welk type diensten en data zijn geschikt om extern af te nemen? Welke moeten in elk geval binnen de instellingsmuren blijven?
- Hoe zorg je voor adoptie van cloud computing binnen de instelling?
- (Hoe) ga je huidige systemen migreren?
- Wat zijn de consequenties voor het ICT-personeel? Hun takenpakket en daarmee de benodigde competenties zullen veranderen en grootschalig gebruik van cloud-diensten zal zeker leiden tot afslanking van lokale ICT-organisaties.
- Hoe organiseer je cloud computing binnen de instelling: support, accountbeheer (identity en group management) en het beheer van specialistische software?
public cloud: generieke diensten, die dus niet specifiek bedoeld zijn voor het hoger onderwijs en onderzoek. Die worden geleverd door grote leveranciers zoals Google (Google Apps) en Microsoft (Live@Edu, nu Office365). Er zijn ook nichespelers actief, zoals Dropbox of Evernote.
community cloud: gemeenschappelijke, specifieke services voor het (hoger) onderwijs en onderzoek. private cloud
private cloud: het lokaal – binnen een organisatie – virtualiseren van het datacentrum. Strikt genomen valt private cloud computing dus buiten de cloud.